Mijn vriendin Laura en ik vertrokken vroeg naar Den Haag, ongeveer een uur met de trein. We waren om een uur of vier daar, en aten een vroeg diner in een klein, dichtbij gelegen restaurant. Vanwege mijn zenuwen (altijd op de dag van een concert, en zeker bij een VdGG-concert) gingen we rond zes uur al naar de deuren van het Theater aan het Spui. Het zou om zeven uur open gaan.
Het motregende, en de mensen aan de binnenkant van de glazen deur hadden met ons te doen en lieten ons vroeger dan gepland binnen. Nu stonden we in de ontvangst-tent. Er was hier wel wat te drinken, maar dat moest betaald worden met muntjes, en die... euh, ja... binnen! Dus wachtten we andermaal, nu niet meer in de regen, om binnengelaten te worden tot de podia en de toonbank die muntjes verkocht.
Ik had (zenuwen) uitgebreid nagevraagd waar zaal twee was (de "kleine zaal"), en zodra we binnen waren rende ik erheen. Ik was verbaasd muziekinstrumenten te zien op het podium, en dus vroeg ik het voor de zekerheid nogmaals na. Ja, hier zou Peter Hammill optreden, zei degene achter de mengtafel. Het was een zaaltje voor ongeveer honderd, maximaal tweehonderd toeschouwers, en de voorste drie rijen bestonden uit tafeltjes en stoelen. Fantastisch! Ik koos het midden van de voorste rij, en leunde achterover, benen uitgestrekt, niet meer dan twee meter van de centraal opgestelde microfoon. We gingen weg om muntjes en daarmee drankjes te halen, en wachtten tot Hammill het podium op zou komen.
Het is goed om te zien hoezeer hij hier op zijn plek is, bij een festival voor krankzinnig rare en krankzinnig briljante dichters. Ik had hem tien jaar tevoren al eens op ditzelfde festival zien optreden (als ik me goed herinner was het zelfs dezelfde zaal!) en uit diverse interviews wist ik dat hij het Crossing Border Festival erg leuk vindt. In een van de krantjes van het Crossing Border Festival stonden tips door de uitvoerende artiesten (Michel Faber over VdGG: "de grootse band die eindelijk het respect krijgt dat ze altijd al hadden verdiend. Progrock? Ze zitten dichterbij Pere Ubu"), en dit is het citaat van Peter Hammill (vertaald naar het Engels en daarna terugvertaald...): "Ik ben geïnteresseerd in Sinéad O'Connor/Sly & Robbie, Värttinä, Michel Faber, Mr Averell, Salif Keita, Michel Houellebecq, John Parish, Mercury Rev en Helen Simpson. Bij elk van deze weet ik niet wat ik moet verwachten. Maar is dat niet de geest van Crossing Border? Dat je er iets zult aantreffen wat je totaal niet had verwacht. Dus neem deze opsomming niet te serieus."
Om zeven uur was er een korte introductie door iemand van het festival, en daarna liep Peter Hammill het podium op, gekleed in een donkerblauwe bloes. Hij verzekerde zijn publiek dat hij slechts zijn gedichten zou lezen, allemaal songteksten. Hij hield zijn aantekeningen in zijn hand en stond achter een microfoon en een muziekstandaard om zijn notities op neer te leggen. Ik herinner me de setlist al niet meer, maar hij begon met The Siren Song, en las ook Curtains, natuurlijk Fogwalking (indrukwekkend! aan het eind was hij de teksten aan het fluisteren tegen een volkomen stille zaal), Unrehearsed (ja!), Bareknuckle Trade, In a Bottle, en Still Life. En hij las ook... In Babelsberg! Hij kondigde het aan door te zeggen dat Berlijn - na Londen - de stad was die hij het beste kende. Hoewel hij daar niet over wilde opscheppen. Hij wilde niet opscheppen over zijn kennis over welke stad dan ook. Eigenlijk wilde hij helemaal niet opscheppen over kennis behalve over zijn gebrek eraan. En hij voegde er iets aan toe als: "Dit nummer zullen we vanavond niet spelen, hoewel... de setlist is nog niet zeker. Eigenlijk... ken ik zelfs de setlist van wat ik nu aan het doen ben niet goed!" (maar Laura begreep dat Hammill zei: "Het enige waar ik zeker van ben is de setlist van wat ik nu aan het doen ben.")
Het doet goed om de teksten voorgelezen te krijgen. Als luisteraar krijg je een nieuwe blik op de interpretatie ervan, en er is een andere nadruk, nieuwe accenten, nieuwe rijm en een ander ritme, en soms hoor je compleet nieuwe betekenissen. Het klink allemaal zo anders, bijna alsof je de teksten voor het eerst hoort...
Peter Hammill leest voor in Den Haag, 19 november 2005 (fotograaf onbekend).
Na afloop hadden we een aantal uur voor onszelf, en we belandden in de centrale hal waar Mr Averell juist aan zijn optreden was begonnen. Ik was verrast. Ik werd meegesleept. Ik zat daar met mijn mond wijd open te genieten van dat krankzinnige optreden. Ik heb nauwelijks woorden om te beschrijven wat er gebeurde. Ik weet dat ik wel van overdrijving hou (en dat ik dat graag doe), maar dit keer doe ik dat niet. Het valt niet mee het te omschrijven. Misschien komt Judge Smith in de richting, zoals Laura zei. Ze hebben inderdaad eenzelfde theatrale uitstraling, ze vertellen verhaaltjes aan publiek dat op het puntje van de stoelen zit, en het plezier waarmee ze dat doen druipt van het podium de oren van de luisteraars in, als u begrijpt wat ik bedoel. Er was René van Commenée zelf, midden vooraan op het podium, die zong, vertelde, gek deed en soms accordeon speelde, er was een vibrafonist, een cellist (die grote lol had), en een gitarist, soms twee (eentje was Tammo Heikens, bekend door zijn medewerking aan Curly's Airships door Judge Smith). Alle teksten waren in het Engels. Behalve de zang-microfoon stond midden vooraan op het podium ook een telefoon op een standaard. Op een gegeven moment tijdens een nummer liep Van Commenée erheen en begon erin te spreken, een hilarisch moment. Een ander nummer ging over chocolade (Bitter Need), en Van Commenée gaf toe dat hij verslaafd was (met een tekst als: "I want cocoa solids forty-five percent at least, no! fifty-five percent, no! sixty-five percent!").
En, het was te verwachten, op een gegeven moment ging Van Commenée over op Engels en kondigde aan... mister David Jackson! Die vervolgens met zichtbaar plezier een nummer met Mr Averell meespeelde (Helter Skelter, over de Tsjernobyl-ramp van 1986) en improviseerde met nog één of twee extra nummers. Het herinnerde me aan die ene keer dat ik zo gelukkig was om een solo-concert van David Jackson te zien, die werd bijgestaan door René van Commenée op percussie (dat was 1992). Nu waren de rollen omgedraaid. Wat een plezier!
Mr Averell in Den Haag (met David Jackson), 19 november 2005 (foto copyright beeld.nu).
Na afloop van het concert hadden we wat vrije tijd. En dus gingen we naar de cd-verkoop, vlakbij het podium in de centrale hal. Ik kocht er een album van Mr Averell, Out Of My Mind, en kreeg er een gratis chocoladereep bij, met een foto van Van Commenée erop en de woorden Bitter Sweet. "Spaar ze allemaal!" Toen ik hem achter het verkoopstentje zag staan kon ik me er niet van weerhouden om hem te zeggen hoezeer ik had genoten van het concert. Ook David Jackson stond er, druk aan het werk, en op opgewonden toon aan het praten met iedereen die met hem wilde praten. Nog geen twintig minuten later zagen we hem in een van de vele gangen van het theater aan het zeulen met een grote flight-case.
Het was nu nog maar half negen. Nog drie uur voordat het concert van Van der Graaf Generator zou beginnen. We liepen het concert van Salif Keita helaas mis, maar hebben wel Boubacar Traoré gezien. Een bijzondere belevenis. Hij is een vooraanstaand en invloedrijk muzikant uit Mali (evenals bijvoorbeeld Habib Koité, Ali Farka Touré en Salif Keita), en hij zingt worksongs over de mensen die dag in dag uit zwoegen om hun dagelijks brood te verdienen. Hij treedt op sinds de vroege jaren zestig (!). Hij stond daar gewoon, met zijn gitaar om zijn nek, begeleid door een jonge percussionist die een kalebas bespeelde.
Het is een lang verhaal geworden. Toen we de grote zaal binnenkwamen (podium één) was Mercury Rev nog bezig met hun laatste nummers. Ze lijken me een soort kruising tussen Pink Floyd en R.E.M. of zo. Het was geen enkel probleem om naar het podium te komen nadat Mercury Rev weg was, en we kozen een plek in de tweede rij, vlakbij Bantons orgel (links vanuit de zaal gezien). We keken toe hoe het podium werd opgebouwd, en daar was ook David Jackson weer, om een vel papier goed te leggen, een microfoon bij te stellen. Pas nu ik zo dichtbij het podium was, kon ik op Evans' bass-drum het woord "Aquarian" lezen.
Eerst kwam er een schrijver het podium op, Tommy Wieringa, die drie korte verhalen voorlas, in totaal zeven minuten lang. Hij gaf ruiterlijk toe dat hij geen idee had waar die Graaf-band om ging, en werd vergeven. Hij las een verhaal waarin hij op een vrijwel verlaten treinperron stond met maar één ander, toen er werd omgeroepen: "Pas op! Op dit station kunnen zakkenrollers actief zijn!" Waarop hij bij zichzelf bedacht: dat is dus ik of hij! Er is hier niemand anders! "En dat," zo luidde de laatste zin, "is de manier waarop angst werkt."
Toen kwam Michel Faber het podium op, met een exemplaar van de klaphoes van The Least We Can Do Is Wave To Each Other in zijn hand, om de band aan te kondigen waar hij al zolang een bewonderaar van was, zoals hij met trots toegaf. Hij begon in het Nederlands (hij is geboren in Den Haag) maar stapte al snel over op Engels, en hij las ons informatie voor die hij op het internet had gevonden over de Van der Graaf Generator-machine. Ik begreep daaruit onder meer dat de electrostatische energie vooral gevaarlijk was wanneer die in een fan (ventilator) werd gezogen. Yep! En toen Faber het podium af liep, werd hij begroet door de vier die het podium op kwamen.
Ze openden met Lemmings (een enorme set-opener!), daarna Scorched Earth, en daarna Every Bloody Emperor. Voor het eerst kreeg ik tranen in mijn ogen bij het luisteren naar Every Bloody Emperor. Vooraan staan is een totaal andere ervaring. Voordien had ik ze in de Royal Festival Hall in Londen gezien, ongeveer halverwege de zaal, en in de Melkweg in Amsterdam, vrijwel helemaal achterin de zaal. Maar nu, een meter verwijderd van Bantons drukke handen en voeten, werd ik geheel opgezogen in de machine, en kreeg het gevoel dat mijn haar recht overeind stond. Natuurlijk. Ik was aan het head-bangen!
Ik weet niet meer precies in welke volgorde ze de nummers speelden. Maar ze speelden Still Life. En The Sleepwalkers. En Man-Erg. Wat een genot om Evans bezig te zien tijdens Man-Erg! Ik gok dat in werkelijkheid hij de centrale muzikant is in de band. Hij is degene die de anderen tekens geeft, die de maat houdt, die aan het eind van chaotische stukken de anderen weer terughaalt. En nu ik het er toch over heb, wat waren er chaotische stukken in het optreden! Goeie help, wat een lawaai! Ik had ze nog niet eerder zo 'los' gezien en horen klinken. Dit is niet een band die ermee op wil houden. Dit is een band die nog maar net begint om er lol in te hebben, die durft om zo nu en dan de oefening en repetities los te laten, en simpelweg te zijn, op het podium, en te laten zien dat ze serieus lol hebben! Ja, ze maakten fouten. En ze improviseerden. En er waren fouten die gemaskeerd werden als improvisaties, en andersom, en anders, enzovoorts. Een zaal vol met electrostatisch geladen ventilatoren! Ik denk erover om zelf een Van der Graaf Generator te kopen (of bouwen)!
En daarna, na Man-Erg, applaudisseerden we en juichten, en ze bogen, en Hammill liep naar de voorkant van het podium en zei zoiets als: "Traditioneel zouden we nu af gaan en dan gaan jullie hard schreeuwen en ons terugroepen, en dan komen we een paar minuten later weer op en doen we een toegift. Maar zullen we dat deze keer maar niet doen? We spelen nog één nummer en dan gaan we." En dus kreeg ik nog de kans om Banton te zien dansen, dansen met zijn voeten op de pedalen op het ritme van de toegift, Darkness. Wat een avond!
Van der Graaf Generator in Den Haag, 19 november 2005 (fotograaf onbekend).